Historiek

1928
1928 – …
1928 – 1932
1940 – 1945
1953
1969
1975
2022 en verder

Voorgeschiedenis en start in Beernem

Op 25 juni 1928 wordt de eerste patiënt ingeschreven in de registers van het nieuwe Sint-Amandusgesticht. Daarmee komt een einde aan de eeuwenlange geschiedenis van het Sint-Juliaansgesticht in Brugge. De geschiedenis van dit gesticht en zijn voorlopers is terug te brengen tot 1275. In 1910 waren de vrouwelijke patiënten van het Sint-Juliaansgesticht al verhuisd naar wat nu nog steeds het Psychiatrisch Ziekenhuis Onze-Lieve-Vrouw in Brugge is. Aanvankelijk heette het nieuwe gesticht in Beernem ook Sint-Juliaan. Na een paar jaar werd dit gewijzigd in Sint-Amandus, verwijzend naar de patroonheilige van de kerk van Beernem.

De Broeders van Liefde kochten de leegstaande gebouwen en gronden van de hervormingsschool voor meisjes (De Rode Rokjes) van het Ministerie van Justitie. Voorwaarde bij de aankoop was wel het onderbrengen van de ‘abnormale’ kinderen uit het Sint-Jan-Baptistgesticht in Zelzate en de oprichting van een nieuw gesticht voor volwassen zwakzinnigen. Op een paar jaar tijd werden alle kinderen overgeplaatst naar andere instellingen en namen volwassen patiënten hun plaats in. Tegen het einde van het jaar 1930 verlieten de laatste patiënten het Sint-Juliaansgesticht in Brugge.

De Vrije Beroepsschool Brugge kocht de gebouwen over voor de inrichting van hun school. Vandaag (2022) is het Vrij Technisch Instituut verhuisd naar een campus buiten het centrum van Brugge. Op de oude site komt een nieuwe stadswijk met woningen en appartementen.

Belang van zelfvoorzienendheid en arbeidstherapie

Van meet af aan werden patiënten ingeschakeld in het logistieke werk in de instelling. Was het niet op de afdeling zelf, dan was het in de keuken, de boerderij, op de velden, de wasserij, de kleermakerij, de schoenmakerij, de technische ateliers. Deze arbeidsethos was al aan de orde in het Sint-Juliaansinstituut.

Naast inzet in het eigen logistieke werk, werd ook werk aangetrokken van externe firma’s. Het ging dan om het vervaardigen van frietmanden, muizenvallen, wasspelden, kraaienvallen, borstels, het afwegen en verpakken van producten allerhande, … .

Lange tijd was inschakeling in logistiek en arbeid de belangrijkste vorm van therapie. Ook door de patiënten werd deze arbeid als zinvol aangevoeld. Ze kregen appreciatie voor hun werk en waren fier iets te mogen presteren. Ze kregen er ook wat zakgeld voor.

Arbeid heeft vandaag nog steeds een plaats in het therapeutisch aanbod. Er is een dienst voor interne jobwerking, er is een arbeidsmatig aanbod, mensen worden begeleid naar de reguliere arbeidsmarkt in samenwerking met externe partners (VDAB, GTB)

De campus groeit

Op vier jaar tijd, in twee bouwfasen, worden alle gebouwen tegelijkertijd opgetrokken. De Broeders van Liefde hadden reeds eerder psychiatrische instellingen volgens het paviljoensysteem gebouwd in Nederland (Venray, 1907 en Noordwijkerhout, 1915). Deze manier van inrichten werd in Beernem voor het eerst toegepast in België.

Van meet af aan was haast geboden. Eind 1930 zou het Sint-Juliaansgesticht in Brugge zijn deuren sluiten. Alle patiënten moesten tegen dan een plaats gevonden hebben in Beernem.

Samen met de renovatie van de bestaande gebouwen werden in een eerste fase opgetrokken:

  • Het hoofdgebouw met kantoren, klooster, keuken en refter voor de broeders;
  • De paviljoenen Sint-Marie (acht verpleegeenheden (‘zalen’)), Sint-Aloïsius, Sint-Cornelius en Sint-Paulus);
  • Mortuarium, lazaret, algemene badzaal, wasserij en doktersvilla.

In een tweede fase komen daar nog onder andere de paviljoenen Sint-Pieter, Sint-Dymfna, Sint-Jozef en Sint-Vincentius bij. Op het einde van de bouwfases telt Sint-Amandus 17 paviljoenen. Er verbleven toen 1025 patiënten.

De oorlogsjaren

De wervelende vaart van de voorspoedige ontwikkelingen in het jonge Sint-Amandusinstituut kwam stil te vallen bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De dagelijkse zorgen, vooral rond voedselvoorziening, rezen de pan uit. Sint-Amandus was in deze periode niet alleen een psychiatrisch ziekenhuis, maar tevens een toevluchtsoord voor veel mensen in moeilijkheden. Weerstanders, voortvluchtigen, opgeëisten, soldaten uit beide kampen en vluchtelingen hebben hun leven te danken aan een verblijf in Sint-Amandus, hetzij als vermomde patiënten, hetzij als zogezegde verplegers of gewone medewerkers. Het aantal residenten op de campus kende pieken tot 1500 mensen.

Vader Hilarius, na de oorlog gedecoreerd, was een notoir weerstander. De bezetter was ingekwartierd in zijn instelling. Dit heeft hem echter niet weerhouden om actief hulp te bieden bij verzetsacties allerhande. Ondanks de dagelijkse beslommeringen rond de voedselvoorziening, bleef Sint-Amandus relatief gespaard van oorlogsgeweld. Door een paar Duitse brandbommen ging wel de zolder van het paviljoen Sint-Marie in de vlammen op. Een paar verloren geallieerde bommen kwamen terecht in de tuinen.

Op het einde van de oorlog werden Canadese soldaten ingekwartierd in Sint-Amandus. Deze soldaten hebben geholpen om de vele defect geraakte technische installaties opnieuw op dreef te krijgen. Na de bevrijding heeft Sint-Amandus nog 11 maanden lang onderdak geboden aan 460 Nederlandse patiënten uit Venray, samen met hun begeleiders. In 1951 werd de boskapel ter ere van O.L.Vrouw opgericht uit dankbaarheid voor het gespaarde leed tijdens de oorlog.

Opkomst van de neuroleptica

Tot begin jaren 1950 was het therapeutisch arsenaal beperkt en weinig efficiënt. Arbeidstherapie was een zegen voor wie het aankon, maar velen vielen uit de boot. Er waren insulinekuren, electroconvulsietherapie, malariatherapie, badtherapie. Allemaal weinig doeltreffend en, achteraf bekeken, bij gebrek aan beter.

Het antipsychotisch effect van chloorpromazine (Largactil) werd bij toeval ontdekt in 1951. Er werd verder onderzoek naar het effect gedaan, met succes. Vanaf dat moment tot op vandaag heeft de ontwikkeling van psychofarmaca een hoge vlucht genomen. Naast antipsychotica (Largactil, e.a.) werden ook andere ontwikkeld (anxiolitica, anti-epileptica, antidepressiva, lithium, …).

Het ontdekken en verder ontwikkelen van deze medicatie is zeer belangrijk gebleken in de hulpverlening. De patiënt voelt zich beter, is voor zorgverlening beter bereikbaar. Hierdoor krijgen andere therapieën grotere kansen. De strikt asilaire behandeling is niet meer nodig. De patiënt kan zijn plaats in de samenleving behouden en verder ontwikkelen.

Kliniek Reigerlo

Op 29 maart 1969 opent kliniek Reigerlo de deuren. Deze gebeurtenis kent zijn aanloop vanaf de naoorlogse ontwikkeling van onze welvaartsstaat. Meer en meer komen er middelen vrij voor gezondheidszorg, ook voor geestelijke gezondheidszorg. De tijd dat geestelijke gezondheidszorg enkel in een asiel kon onder het juridisch statuut van de collocatie is voorbij. Er komen open afdelingen, waar mensen vrij kunnen verblijven, waar ook gewerkt wordt aan terug naar huis gaan, terug naar de samenleving.

Tevens boomt het wetenschappelijk onderzoek, de winden van de vernieuwende inzichten beginnen uit alle hoeken te waaien. Nieuwe wetgeving en normering voorziet ook in de inzet van therapeuten en paramedici allerhande, zowel in kwaliteiten als kwantiteiten. Het gaat om verpleegkundigen, maatschappelijk werkers, ergotherapeuten, kinesitherapeuten, bewegingstherapeuten, logopedisten, psychologen, orthopedagogen, creatieve therapeuten, diëtisten, … Iets later vinden ook hippotherapeuten, criminologen, seksuologen en dramaturgen hun plaats in het therapeutisch aanbod. Nieuw voor die tijd was ook dat patiënten in groepen samengebracht werden om samen therapie te beleven.

Tegen het einde van de eeuw, in het kader van een nieuw beleidsplan, wordt de oorspronkelijke scheiding tussen de kliniek Reigerlo en de rest van het psychiatrisch centrum vervangen door een instellingsbrede herschikking van doelgroepen en therapeutisch aanbod.

Opkomst van de maatschappijgerichte zorg

De overtuiging dat de geestelijke gezondheidszorg best gediend is met een residentiële zorg in psychiatrische centra en klinieken wordt vanaf de jaren 1970 stilaan verlaten. Voor het PC Sint-Amandus betekent dit:

  • Oprichting en later samenwerking met Dienst Geestelijke Gezondheidszorg, Godfried Elsen, later Prisma.
  • Oprichting en later samenwerking met initiatief Beschut Wonen Beernem, later 4Veld.
  • Doorheen meerdere reconversies, de installatie van verschillende psychiatrische  verzorgingstehuizen.
  • De oprichting van een tweede campus in Torhout voor het PVT De Ent.
  • De regionale samenwerkingsverbanden met andere instellingen voor de oprichting van mobiele behandel- en crisisteams.
  • De introductie van de rehabilitatiefilosofie en de herstelgerichte zorg.
  • De netwerkvorming in de begeleiding van de cliënt met andere dan strikt professionele gezondheidszorgwerkers (mantelzorgers, ervaringsmedewerkers, arbeidstrajectbegeleiders, ….).

Een nieuw masterplan

Het Masterplan infrastructuur van PC Sint-Amandus voorziet een volledige herziening van de campus op vlak van infrastructuur, mobiliteit en groen- en omgevingsaanleg. Doorheen de jaren (vooral in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw) werden heel wat gebouwen opgetrokken en verbouwd waardoor zowel het beeld van de campus als de architectuur van de gebouwen fragmentair van karakter is.

We willen terug werk maken van een serene campus die een healing environment creëert. Daarbij komen niet alleen de gebouwen (exterieur en interieur) maar ook zaken zoals mobiliteit en groen aan bod. De afgelopen jaren heeft het centrum een aantal ingrepen ondernomen (bv. weren van gemotoriseerd verkeer van de campus, verwijderen van niet-streekeigen groen,…) waardoor de campus reeds een ander aanblik gekregen heeft.

Op vlak van infrastructuur heeft de directie een plan uitgewerkt waardoor er meer clustering van zorgafdelingen komt (o.a. belangrijk i.k.v. duurzaamheid) en van de logistieke diensten. Hierbij hanteerde de directie 4 invalshoeken:

  • Wat vraagt de zorg?
  • Wat is financieel mogelijk?
  • Wat is technisch/infrastructureel mogelijk?
  • Hoe kunnen we de campus op esthetisch en architecturaal vlak versterken?

Het centrum werkt in dit plan nauw samen met architectenbureau’s ArchiPL uit Gent en VK Architects & Engineering uit Roeselare. Voor de omgeving gaat het centrum te rade bij landschapsarchitect Andy Malengier uit Zonnebeke. Verder houdt het centrum nauwe contacten met de Gemeente Beernem en met Raakvlak die over het onroerend erfgoed gaat.

Geïnteresseerd in meer informatie? Contacteer Luc Debruyckere, facilitair directeur.