De oorlogsjaren

De wervelende vaart van de voorspoedige ontwikkelingen in het jonge Sint-Amandusinstituut kwam stil te vallen bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De dagelijkse zorgen, vooral rond voedselvoorziening, rezen de pan uit. Sint-Amandus was in deze periode niet alleen een psychiatrisch ziekenhuis, maar tevens een toevluchtsoord voor veel mensen in moeilijkheden. Weerstanders, voortvluchtigen, opgeëisten, soldaten uit beide kampen en vluchtelingen hebben hun leven te danken aan een verblijf in Sint-Amandus, hetzij als vermomde patiënten, hetzij als zogezegde verplegers of gewone medewerkers. Het aantal residenten op de campus kende pieken tot 1500 mensen.

Vader Hilarius, na de oorlog gedecoreerd, was een notoir weerstander. De bezetter was ingekwartierd in zijn instelling. Dit heeft hem echter niet weerhouden om actief hulp te bieden bij verzetsacties allerhande. Ondanks de dagelijkse beslommeringen rond de voedselvoorziening, bleef Sint-Amandus relatief gespaard van oorlogsgeweld. Door een paar Duitse brandbommen ging wel de zolder van het paviljoen Sint-Marie in de vlammen op. Een paar verloren geallieerde bommen kwamen terecht in de tuinen.

Op het einde van de oorlog werden Canadese soldaten ingekwartierd in Sint-Amandus. Deze soldaten hebben geholpen om de vele defect geraakte technische installaties opnieuw op dreef te krijgen. Na de bevrijding heeft Sint-Amandus nog 11 maanden lang onderdak geboden aan 460 Nederlandse patiënten uit Venray, samen met hun begeleiders. In 1951 werd de boskapel ter ere van O.L.Vrouw opgericht uit dankbaarheid voor het gespaarde leed tijdens de oorlog.